Aanvankelijk
werden in het bedrijf enkel cilinderorgels gebouwd; grote exemplaren
zijn echter niet bewaard, tenzij op foto. Het eerste boekorgel werd
geleverd omstreeks 1900 en was vrij bijzonder, aangezien het van
cilinder- naar boekorgel was omgebouwd, waarbij echter de mogelijkheid
om met cilinders te spelen behouden bleef (d.m.v. een dubbele mechaniek).
Vanaf dat moment bouwde de firma Hooghuys verschillende types van
orgels: kleine en 'gewone' kermisorgels alsook dansorgels. Er werden
niet alleen nieuwe instrumenten gebouwd: Hooghuys repareerde en restaureerde
ook orgels van andere bouwers (Bruder, Gavioli, …). Deze laatste
activiteiten lijken – op basis van bewaarde werklijsten – een grotere
omvang te hebben gehad dan de eigenlijke nieuwbouw.
In vergelijking met andere bouwers als bv. Mortier,
werden bij Hooghuys relatief weinig instrumenten vervaardigd. Aan
de bouw van een nieuw orgel werd enkel begonnen na zorgvuldige
raadpleging van de klant i.v.m. diens wensen; bovendien speelde
ook de 'wil' van Louis Hooghuys mee: niet alles kon immers zomaar
gebouwd worden! Er werd steeds een voorschat gevraagd. Deze hele
'procedure' ligt wellicht mee aan de basis van het kleine aantal
instrumenten. Anderzijds bouwde Hooghuys zowel in binnen- als buitenland
vrij snel een goede reputatie op, getuige daarvan o.a. het feit
dat hij een nieuw orgel leverde aan de Nederlandse carrouseleigenaar
L.Vincken; bovendien bestelde de te London gevestigde orgelbouwer
Chiappa meerdere instrumenten bij Hooghuys. De persoon die in Engeland
verantwoordelijk was voor de assemblage van deze instrumenten (meestal
geleverd zonder front), was Julius Bartholomeus Vander Beken: deze
zou later zelf een orgelfabriek(je) oprichten te Edingen (Enghien,
B), waar echter vermoedelijk slechts weinig instrumenten werden
vervaardigd (er zijn er alleszins maar een handvol overgebleven
).
Van massaproductie was bij Hooghuys in elk geval geen sprake:
bijna elk onderdeel werd met de hand vervaardigd, en geen twee
orgels waren ooit identiek hetzelfde. Bepaalde onderdelen – zoals
trommels, beeldhouwwerk, metalen pijpen – werden wel bij externe
leveranciers besteld. Hierbij komen bekende namen terug, zoals
Laukhuff uit Duitsland (voor loden leidingen), Devos (voor beeldhouwwerk)
en Moeremans (voor trommels) uit Gent,
Daarbij valt op dat
er voor verscheidene onderdelen wel eens van leverancier veranderd
werd: dit wijst erop dat Louis François niet alleen altijd de meest
kwalitatieve maar tegelijk ook de voordeligste aanbieders zocht.
Op dezelfde manier zocht hij voortdurend naar een betere combinatie
en dispositie van het pijpwerk, met als resultaat dat elk orgel
een meesterwerk op zich was. Zeker is ook dat Hooghuys contacten
onderhield met buitenlandse vooral Duitse firma's, vooral
orchestrionbouwers als Imhof & Mukle en Hupfeld.
|