Het
is precies in de categorie van kermisorgels dat Hooghuys wellicht
definitief op het boekensysteem is overgestapt. Het boekensysteem dat
door de Franse orgelbouwer Gavioli in 1892 gepatenteerd werd bood
verscheidene voordelen t.o.v. het cilindersysteem, zoals een theoretisch
onbeperkte duur van de muziekstukken en een minder dure en arbeidsintensieve
fabricagemethode (zie ook: het
repertoire). Eén van de eerste instrumenten met dit systeem
dat vrij snel de ondergang van de cilinder zou betekenen bij
nieuwbouworgels was het orgel met serienummer 250: dit Hooghuysorgel
(eigendom van de fam.Lapère-Lagae) speelde oorspronkelijk enkel
op cilinders maar werd in 1900 omgebouwd en uitgerust met een appareil
musicophone, waardoor het zowel op cilinders als op boeken kon
spelen. (In 1906 werd het orgel volledig omgebouwd op het boekensysteem.)
Het eerste volledige boekorgel waarvan er sporen overgebleven zijn,
is het 68-toets-orgel met nummer 302, dat via een soort leasingsysteem
werd aangekocht in 1901 door Camile Deserano te Gent. Hooghuys transformeerde
verder tal van instrumenten (vooral gebouwd door Gavioli) van cilinder-
naar boekorgel; opvallend daarbij is dat het aantal toetsen dikwijls
verlaagd werd (bv. van 83 naar 63). De kermisorgels van Hooghuys kunnen grofweg verdeeld
worden in twee categorieën: kleinere instrumenten (van ca.52
tot 63 toetsen) en grotere instrumenten (met 70 toetsen en meer). De kleinere orgels hebben meestal een relatief kleine
bezetting maar produceren een behoorlijk 'volume', zonder echter
overdonderend te zijn. De meeste van deze instrumenten werden tussen
1905 en 1913 vervaardigd. Bekende voorbeelden van deze instrumenten
zijn LH530 ("Shaharazad"), LH545 ("l'Alexandre"),
LH576 en LH585 ("De Witte
Merel"). In deze categorie zou men ook LH625 ("Wensdroom") kunnen
plaatsen: dit orgel werd oorspronkelijk als dansorgel gebouwd maar
werd nadien in Nederland tot straatorgel verbouwd; toen het in de USA
terechtkwam, werd het door Mike Kitner () als kermisorgel gestemd. |